Boodschappen doen op de markt
Frank gaat boodschappen doen op de markt. Hij heeft twee tassen bij zich, een grote en een kleine. Op de markt is het druk en gezellig. Hij heeft tien euro. Bij de groenteman koopt Frank een krop sla en vier appels. Dat kost drie euro, zegt de groenteman. Frank geeft hem het biljet van tien euro. Hij krijgt zeven euro terug. Hij stopt de groenten en het fruit in de grote tas.
Dan gaat hij naar de viskraam. De vis ligt op ijs in bakken. Het ijs houdt de vis vers. Frank kiest een grote vis uit. Dat kost twee euro, zegt de visboer. Frank geeft hem een biljet van vijf euro om te betalen. De visboer geeft hem drie euro terug. De verkoper verpakt in papier. Frank stopt de vis in de kleine tas.
De vis houdt hij apart van de andere boodschappen. Verderop verkoopt een marktkoopman schoenen. Frank heeft nieuwe schoenen nodig maar ze zijn te duur. Hij moet nog brood kopen bij de marktkraam van een bakker. Frank koopt een brood en een pond koek. Dan is het geld op en gaat Frank weer naar huis. Onderweg naar huis eet hij alvast een paar koekjes op.
Hai capito il testo?
Esercizio di comprensione del testo:
Domanda 1:
Waarom gaat Frank naar de markt?
a Hij heeft een paar nieuwe schoenen nodig
b Om vis te kopen
c Op de markt is het druk en gezellig
d Om boodschappen te doen
Domanda 2:
Heeft Frank een tas bij zich?
a Nee, een tas is te duur
b Een grote en een kleine tas
c Twee grote tassen
d Een kleine tas
Domanda 3:
Welke groenten koopt Frank?
a Krop sla
b Andijvie
c Appels
d Groene bonen
Domanda 4:
Wat kosten de boodschappen?
a Brood en koek kosten vijf euro
b Schoenen kosten tien euro
c Sla en fruit kosten zes euro
d De vis kost vier euro
Domanda 5:
Waarom gaat Frank weer naar huis?
a Hij moet nog brood kopen bij de bakker
b Zijn geld is op
c Hij heeft trek in koekjes
d De schoenen zijn te duur
Rispondi a tutte le domande sul testo:
Hai risposto 0 su 5 domande.
Hai risposto 0 su 5 domande.
Riavvia questo test