OlandeseRuzie in de supermarkt
Gisteren ging ik met Marcel naar de supermarkt. Wij hadden al een tijd samen ruzie. Toch moesten er boodschappen worden gedaan, dus besloten wij om toch maar gewoon wat inkopen te gaan doen. We kregen al meer ruzie toen we besloten naar welke supermarkt te gaan. Marcel wilde namelijk naar de supermarkt waar wasmiddel in de aanbieding was en ik wilde naar de supermarkt die het dichtst bij was.
Uiteindelijk stemde ik in met Marcel. We hadden weinig eten in huis dus moesten best veel kopen. We hadden vooral fruit en verzorgingsproducten nodig. Denk dan aan shampoo en oor wattenstaafjes.
We kregen alweer ruzie toen we de supermarkt ingingen. Aan het begin van de supermarkt is al het fruit en de groentes. We moesten besluiten wat we gingen eten die avond. We konden het er niet over eens worden. Uiteindelijk hebben we dan ook geen avondeten gekocht.
Nadat we afgerekend hadden waren we nog steeds boos op elkaar. Toch hadden we thuis best wel honger. We zijn toen maar naar de snackbar gegaan voor wat friet.
Hai capito il testo?
Esercizio di comprensione del testo:
Domanda 1:
Wat heeft het stel uiteindelijk gegeten 's avonds?
a Patat
b Dat wordt niet genoemd
c Fruit
d Groente
Domanda 2:
Waarom had het stel in eerste instantie ruzie?
a Ze wisten niet naar welke supermarkt ze moesten gaan
b Ze willen gaan scheiden
c Ze kunnen het niet eens worden over het avondeten
d Dat wordt niet genoemd
Domanda 3:
Welke relatie behoudt Marcel tot de schrijver?
a Zoon
b Vader
c Partner
d Collega
Domanda 4:
Waarom kochten ze geen avondeten in de supermarkt?
a Het was te druk om iets uit te kiezen
b Ze konden het samen niet eens worden
c Ze hadden allebei geen honger toen
d Ze waren te boos om te overleggen
Domanda 5:
Wat wordt er gezegd over verzorgingsproducten?
a Dit is het voornaamste dat ze nodig hadden
b Ze hadden heel erg wattenstaafjes nodig
c Daar was bijna niets van te koop in de supermarkt
d Er wordt niets over gezegd
Rispondi a tutte le domande sul testo:
Hai risposto 0 su 5 domande.
Hai risposto 0 su 5 domande.
Riavvia questo test