« alle teksten
Voorzetsels van tijd
De volgende taak over Duitse voorzetsels van tijd gaat over het bepalen van de temporele voorzetsels die bij de werkwoorden horen. Tijdelijke voorzetsels verwijzen naar een tijdstip of een tijdsperiode. Ze geven antwoord op de vraagwoorden "tot", "sinds wanneer", "hoe laat", "van wanneer tot wanneer" of "hoe lang".
vraag 1:
Noella muss neun Uhr zum Ballett.
1 gegen
2 aus
3 für
4 bei
vraag 2:
Frau Meyer steigt halb zehn in den Zug.
1 für
2 über
3 bei
4 um
vraag 3:
Lars bleibt das Wochenende in Berlin.
1 aus
2 über
3 bei
4 zwischen
vraag 4:
Sie beginnt morgen mit dem Joggen.
1 an
2 ab
3 über
4 für