« alle teksten

Passé composé: être czy avoir?

Le passé composé is een verleden tijd in het Frans en maakt gebruik van de hulpwerkwoorden "être" en "avoir" om samengestelde werkwoorden te vormen, afhankelijk van het werkwoord en de handeling die het vertegenwoordigt. Kies het juiste hulpwerkwoord om te vervoegen in de passé composé.

vraag 1:
Tu ? retournée vivre en Allemagne.
1 sont
2 es
3 as
4 avons
vraag 2:
Vous ? acheté de nouveaux vêtements.
1 suis
2 avez
3 êtes
4 ai
vraag 3:
Ma soeur et toi ? venues manger à la maison.
1 êtes
2 est
3 ont
4 avez
vraag 4:
Tu ? dû travailler tous les jours.
1 suis
2 as
3 avons
4 es