« alle teksten
Vorming van het bijwoord
Om Franse bijwoorden van bijvoeglijke naamwoorden te maken, voeg je vaak de uitgang "-ment" toe aan de vrouwelijke vorm van het bijvoeglijk naamwoord. Bijvoorbeeld, "heureux" (gelukkig) wordt het bijwoord "heureusement" (gelukkig). Als het bijvoeglijk naamwoord eindigt op "-ant" of "-ent," verandert de uitgang in "-amment" of "-emment," zoals "constant" (constant) naar "constamment" (constant) en "évident" (duidelijk) naar "évidemment" (duidelijk). Er zijn echter enkele onregelmatige vormen die uit het hoofd geleerd moeten worden.
vraag 1:
Qu'attends-tu de moi (actuel) ?
1 actuellemants
2 actuellement
3 actuelleman
4 actuellemans
vraag 2:
La tortue marche plus (lent) que le lapin.
1 lentemant
2 lentement
3 lenment
4 lentteman
vraag 3:
Tu devrais mettre des légumes dans ton plat, si tu veux manger (sain).
1 sainemant
2 sainement
3 sainemmant
4 sainemen
vraag 4:
Tous les invités se sont amusés (joyeux) au mariage de Paul et Virginie.
1 joyeuxmens
2 joyeuseman
3 joyeusement
4 joyeument
vraag 5:
Elle a pris (immédiat) un parapluie quand elle a vu le ciel.
1 immédiament
2 immédiatement
3 immédiamans
4 immédiattements
vraag 6:
Parfois, c'est plus facile de faire une activité (individuel).
1 individuelmant
2 individuelment
3 individuellemants
4 individuellement
vraag 7:
Valérie est (sauvage) attaquée par des oiseaux.
1 sauvagement
2 sauvagemans
3 sauvament
4 sauvagemant
vraag 8:
Mon chien peut courir (rapide) s'il voit ma soeur.
1 rapidemman
2 rapidement
3 rapiment
4 rapidemments
vraag 9:
Je suis la recette du gàteau (attentif).
1 attentifmants
2 attentivement
3 attentiment
4 attentifment
vraag 10:
Dorian a changé de travail (récent).
1 récenment
2 récemment
3 récentement
4 récentemant
vraag 11:
Ce n'est (certain) pas la bonne réponse que le professeur attendait.
1 certainement
2 certaimant
3 certaimment
4 certaiment
vraag 12:
Mon grand-père pense que les jeunes ne travaillent pas (sérieux).
1 sérieuxment
2 sérieusemments
3 sérieusement
4 sérieumant
vraag 13:
Ne fais aucun bruit. Marche (délicat).
1 délicatemant
2 délicatement
3 délicatemans
4 délicatemments
vraag 14:
Roule (doux) ; la route est très abimée.
1 douxman
2 douxments
3 douxment
4 doucement
vraag 15:
En Asie, les gens se comportent (respectueux).
1 respectueuxment
2 respectueusement
3 respectueuseman
4 respectument
vraag 16:
Je n'en peux plus de ces voisins. Ils vivent (bruyant).
1 bruyammant
2 bruyamment
3 bruyament
4 bruyamens
