« alle teksten
Persoonlijke voornaamwoorden
Voltooi de onderstaande oefeningen om het gebruik van persoonlijke voornaamwoorden te oefenen. Persoonlijke voornaamwoorden worden gebruikt in plaats van zelfstandige naamwoorden. Bijvoorbeeld, overweeg de volgende zin: "The woman is pretty." Je kunt dezelfde zin schrijven met een voornaamwoord: "She is pretty."
Persoonlijke voornaamwoorden kunnen lastig zijn. Elk voornaamwoord moet overeenkomen met de werkwoordsvervoeging. Bijvoorbeeld, bij het gebruik van het werkwoord "to be" verandert de vervoeging. Bij het gebruik van het voornaamwoord "I" wordt de vorm van het werkwoord "ben": "I am young." Bij het gebruik van het voornaamwoord "she" wordt de vorm van het werkwoord "is": "She is young."
vraag 1:
are late for dinner again.
1 They
2 I
3 He
vraag 2:
is my big brother.
1 He
2 I
3 They
vraag 3:
am learning English at school.
1 I
2 He
3 We
vraag 4:
are in a hurry to get to school!
1 He
2 I
3 We
vraag 5:
is jogging in the park.
1 You
2 She
3 I
vraag 6:
are playing soccer tonight.
1 I
2 They
3 She
vraag 7:
is writing a letter to her boyfriend Ted.
1 They
2 I
3 She
vraag 8:
am sick with the flu.
1 He
2 I
3 They
vraag 9:
are on the same football team.
1 He
2 We
3 I
vraag 10:
are running in a race.
1 You
2 I
3 He
vraag 11:
am too short for the roller coaster.
1 He
2 They
3 I
vraag 12:
are from Germany.
1 I
2 She
3 We
vraag 13:
is David’s sister.
1 She
2 He
3 I
vraag 14:
is Carol’s brother.
1 He
2 I
3 She
vraag 15:
is a girl.
1 He
2 She
3 I
vraag 16:
is a boy.
1 He
2 We
3 They
vraag 17:
are related to each other.
1 They
2 He
3 I
vraag 18:
am an only child.
1 I
2 He
3 They
vraag 19:
are a good friend to me.
1 You
2 He
3 I
vraag 20:
is wearing a long dress to the dance tonight.
1 They
2 She
3 I